Skip to main content

Predik het Woord, doe het werk van een evangelist

Artikelen van Ds. Oscar Lohuis van Goed Nieuws Bediening

Artikelen

Artikelen van Ds. Oscar Lohuis

Interview met twee overlevenden van de holocaust


Interview

Ds. Oscar Lohuis

Louk en Mary de Liever, twee overlevenden van de Holocaust 

‘Dat vergeet je nooit meer’

Op een vrijdagmiddag in oktober heb ik afgesproken met mijnheer Louk de Liever uit Amersfoort. Ik bel aan bij het huis dat ligt aan een prachtige gracht in de binnenstad van Amersfoort, pal naast de synagoge. Na enige tijd wordt de deur opengedaan en kan ik binnenstappen. Mijnheer De liever staat bovenaan de trap en nodigt mij uit om hogerop te komen. 

Drie kampen

“Mijn vrouw zou er graag bij zijn, maar zij heeft vanmorgen een onderzoek in het ziekenhuis gehad, en mijn dochter is nu even met haar aan het wandelen.” Dan vertelt Louk mij dat hijzelf een paar jaar geleden zo’n zelfde onderzoek moest ondergaan, dat hij daarvoor werd vastgebonden op een bed voor een MRI-scan en dat hij toen helemaal door het lint ging. Het herinnerde hem aan wat hij in de oorlog heeft meegemaakt. “Ik heb als jong kind in drie kampen gezeten, Westerbork, Bergen-Belsen en Theresienstadt.” Later krijg ik te horen dat hij ook op een transport naar Auschwitz gezet werd, maar dat dat op het laatste moment niet is doorgegaan. Louk werd in de oorlog ondergebracht op een onderduikadres in Amsterdam. Een overbuurman heeft hem – toen een vijfjarig jongetje – verraden, waarvoor hij zeven-en-een-halve gulden heeft gekregen. 

Gescheiden van ouders

Inmiddels is de vrouw van Louk, Mary, ook aangeschoven. Van beiden begrijp ik dat zij als zeer jonge kinderen van zowel hun ouders als hun broers en zussen zijn gescheiden. Hele gezinnen werden niet bij elkaar op één onderduikadres geplaatst. Louk is een van de 54 zogeheten ‘onbekende kinderen’. Dat waren kinderen die in kamp Westerbork terechtkwamen nadat zij het contact met hun ouders waren kwijtgeraakt en ook geen identiteitspapieren hadden. Omdat de kinderen vaak nog heel jong waren toen ze moesten onderduiken, wisten ze meestal hun echte naam niet. Op de onderduikadressen hadden ze een andere naam gekregen. Mary is een van de vele kinderen die in Enschede door ds. Leendert Overduin in het geheim naar zo’n adres is gebracht. Vanaf dat zij twee-en-een-half was tot na haar zesde verjaardag heeft ze bij hen gewoond. 

Ik vraag of ze daarna weer een normaal gezin hebben gevormd. “Nou, iedereen van mijn ouderlijk huis heeft de oorlog overleefd. Maar ‘normaal’ kan je niet zeggen. Het blijkt dat ouders die zolang hun kinderen niet hebben kunnen zien, in die jaren al een rouwproces hadden ondergaan, omdat zij niet verwachtten dat zij hun kinderen ooit nog zouden terugzien. Daardoor was het na de oorlog heel moeilijk voor hen om zich weer te binden aan hun kinderen.” Ook Louk vertelt, dat toen hij terugkwam uit de kampen, zijn moeder hem niet eens herkende. Zij zei dat Louk als baby in glas had getrapt en dus een litteken aan zijn grote teen moest hebben. Pas toen zijn moeder zijn litteken herkende, zei ze dat hij inderdaad haar zoon moest zijn. Maar door die jaren van scheiding was het heel moeilijk om weer een band op te bouwen. 

Antisemitisme na de oorlog

Na de oorlog hebben Louk en Mary allebei meegemaakt dat zij bijna dagelijks werden uitgescholden voor ‘Jood’. In 1961 was er een uitbraak van tuberculose in de plaats waar Mary woonde. ‘Dat hebben die smerige Joden gedaan’, zeiden ze toen. Ook kreeg Mary een keer te horen: ‘Wat doe je hier, ga naar je eigen land.’ “Dat vergeet je nooit meer”, zegt Mary tegen mij. “Zelfs onze eigen kinderen zijn in hun jonge jaren uitgescholden. Onze kleinzoon wilde na het voetballen niet douchen op de sportclub, omdat hij bang was herkend te worden als Jood.” 

Nadat ik doorvraag over de Joodse gemeenschap in Amersfoort komen we erop dat veel Joden na de oorlog zijn gaan verzwijgen dat zij Joods zijn. “Velen willen niets meer van het Jood zijn of het Jodendom weten. Maar er zijn veel meer Joden in Amersfoort dan de 125 die nu nog bij de Joodse gemeente horen.” Soms blijkt dat ook als mensen de synagoge bezoeken of bij een lezing van Louk aanwezig zijn. Laatst bleef een man zitten in de synagoge, nadat de uitleg al afgelopen was. Hij vroeg of hij nog even met Louk kon praten. Toen vertelde hij met tranen in zijn ogen dat hij al meer dan vijftig jaar niet meer in een synagoge was geweest. Hij was opgegroeid als Jood, maar had alles overboord gegooid. Ik vroeg hen of dat door angst zou kunnen zijn gebeurd. “Ja”, zegt Mary, “en dat kunnen wij ook goed begrijpen.” 

Christelijke vrienden

In de vensterbank vlak bij de zithoek staat een schermpje met zicht op de voordeur van het huis. Als een auto of brommer door de straat rijdt, hoor je dat geluid ook versterkt vanaf het schermpje. Wat er gezegd wordt bij de voordeur kunnen zij daardoor ook in de woonkamer horen. Stilletjes vraag ik mij af waarom het nodig is dat twee overlevenden van de Holocaust anno 2020 hun huis in Nederland zo moeten beveiligen. Als ik vraag naar ervaringen met antisemitisme in het heden vertellen zij mij gelukkig dat zij daar geen ervaringen mee hebben. De beste vriendin van Mary is een christen. Daar heeft zij al heel lang een heel fijne band mee. Ook zegt Louk op een gegeven moment: “De mensen van Christenen voor Israël zijn mijn vrienden. Elk jaar, op Grote Verzoendag, zit dominee Jaap de Vreugd naast mij in de synagoge. Later komt ook Roger van Oordt altijd even langs. Die zit dan tegenover mij.” Het verhaal van Mary wordt ook verteld in de huidige tentoonstelling Redders in nood in het Israëlcentrum in Nijkerk. 

De ontmoeting met Louk en Mary, en wat zij vertellen over hun christelijke vrienden, maakt indruk op mij. Omdat verzoening tussen christenen en Joden – na al dat christelijke antisemitisme – zo enorm belangrijk en waardevol is. 

Verschenen in Israël Aktueel oktober 2020


Deel dit artikel: